.


.

zondag 14 maart 2010

Tot stof zult gij

.

Ongezongen woorden maken mij wakkerder dan voorheen, slapend droomde ik van glans en schoon en een gareel, wakend over de dingen die mij dierbaar zouden moeten zijn zie ik dat het witste, fijnste stof op oud en wat ooit was niet kan vergaan.

De laag lijkt almaar taaier, moeilijker oplosbaar ook, maar is in werkelijkheid nog veel fragieler dan weleer. Jaren laten mij verstaan wat in het lied verborgen zat, mijn oud verrimpeld vel en jouw verstramde botten maken ons spel niet minder routineus, niet meer dan een zachtverstild heengaan.

Al is jouw hinkstapsprong veranderd in bescheiden schuifeling, al wordt mijn zingen zelfs door vleermuisradar niet bemerkt, toch lijkt mijn wereld op zijn kop verdraaid veel op de einder die ik als kind verwarde met een opening naar zoveel meer begin.

.
























.


woensdag 3 maart 2010

Une belle histoire

.

Op het laatste moment besloot ik toch te gaan. Naar de man die mij, ik was amper 12, liet voelen. Hij was een van de mannen, het waren steeds mannen, die een zaadje in mij plantte. Nee ik heb het niet over seks, maar over liefde, Echte Liefde. Over de man die mij liet voelen wat performen was, wat theater kan zijn. Over de man die mede zorgde voor mijn onvoorwaardelijke liefde voor theater. Over theater dat door het persoonlijke verhaal een universele waarheid blootlegt. Over de sublieme theatervaring waar ik vanaf dat moment naar op zoek ging en die ik eens in de zoveel tijd heb mogen ervaren.

Vanavond was hij dus in Rotterdam. Op het laatste moment kocht ik de laatste twee kaartjes en belandde op de achterste rij, voorbereid op een grote desillusie. Zoals Swiebertje en Pipo jaren later opeens heel knullig bleken te zijn, zou ook hij ongetwijfeld door de mand vallen. Eerlijk gezegd was ik daar bang voor, doodsbenauwd was ik, precies daarom had ik getwijfeld tot het allerlaatste moment. Destijds was hij groter op de televisie dan nu in het theater. Ik was klein en zat dichtbij, nu was hij niet groter dan mijn hand en zat ik zo ver als maar mogelijk was. De ultieme test, kon hij mij, zoveel jaar later, nog steeds raken?

Ik voelde me blij. Ik voelde me triest. Vreugde en verdriet wisselden elkaar af en maakten plaats voor een prettig soort weemoed, saudade, melancholie. En voor ik het wist stroomden de tranen over mijn gezicht. Bravo monsieur le monde. Wat een energie, wat een uitstraling. In de pauze ontmoette ik een vriendin. Ook zij bekende dat ze al twee keer met tranen over haar wangen had gezeten. Ik dacht persoonlijk geraakt te zijn, maar blijkbaar gebeurde er iets magisch, iets dat het persoonlijke oversteeg en de ervaring universeel maakte.

Het persoonlijke verhaal, ook de keerzijde van de liefde moet je leven om erover te kunnen schrijven, vloeide als vanzelf steeds meer over in het universele verhaal van de wereld. Een verhaal over drie woorden: liefde, vriendschap en zon. De persoonlijk catharsis zat voor de pauze, na de pauze was er een berustend ondergaan en een voluit genieten van de schoonheid van muziek en een overweldigende theaterpersoonlijkheid.
Ook nu, ruim twintig jaar later, herinner ik me weer, ben ik er opnieuw van doordrongen wat theater kan zijn.

De man die de zaal omarmde, de wereld in zijn armen sloot, sloot mij opnieuw in zijn armen, en ik sloot de wereld in de mijne.

.