Geschuif van stoelen. Mijn moeder en
broer zoeken naar de juiste plek, zodat mijn moeder alles goed kan horen. Als
drie marsmensjes zitten we te wachten op onze gezagvoerder, die ons gaat
vertellen wat onze missie wordt.
‘Lekker weertje hè?’, zegt mijn vader. Hij verslikt zich. Al hoestend praat hij verder: ‘Speciaal voor ons!’ Een constante ruis vult de stilte. Daardoorheen hoor ik heel in de verte de grote hijskranen die boven de kamers aan de overkant uitsteken en in beweging komen. Een waterig zonnetje verlicht hun grijparmen en trekt een brede strook licht over het bed van mijn vader.
Op de gang ratelt een koffiekar voorbij. De geriater, we kennen hem van vorige keren, stopt bij de deur. Het duurt even voor hij binnenkomt. Handschoenen, schort, mondkap, bril. De ruis vult de longen van mijn vader met zuurstof. De deur piept en wordt behoedzaam open- en weer dichtgedaan.
Een paar maanden eerder vertelde dezelfde dokter aan mijn vader dat de testjes uitwezen dat hij de ziekte van Alzheimer heeft. Dat het rekenen nog prima gaat, maar dat hij steeds meer zal vergeten. Mijn vader begreep het: ‘Ik heb goed geluisterd!’
Of mijn vader hem nog herkent en zich
herinnert wat besproken is weten we niet.
Wel weet ik dat deze arts een held is en steeds weer de juiste woorden weet te vinden, de woorden die wij soms wel denken, maar niet uit durven spreken.
De dokter groet ons en stelt zich voor
aan mijn vader. Komt extra dicht in zijn gezichtsveld. Hij praat hard en langzaam.
Als liplezen niet meer gaat is dit zijn enige manier om zich verstaanbaar te
maken.
‘Hoe gaat het met u?’
‘Goed.’ zegt mijn vader. Hij ligt al ruim twee weken in het ziekenhuis en wil naar huis.
‘Weet u waarom u hier bent?’ Mijn
vader haalt zijn schouders op.
‘We hebben in uw bloed gekeken of u
een ontsteking heeft, maar de waardes wijzen daar niet op. De antibiotica heeft
niet geholpen. Toch heeft u steeds meer zuurstof nodig en bent u steeds benauwder. Dat komt door het
virus dat u hier opliep. Er zit steeds meer vocht achter uw longen. Uw hart kan
dat niet aan.’ Hij pauzeert even.
‘Dit betekent dat u komt te overlijden.’
‘We gaan de medicijnen stopzetten en de zuurstof langzaam afbouwen. Maar we gaan wel zorgen dat u daar geen last van hebt, en het u zo comfortabel mogelijk maken.’
Mijn vader fluistert: ‘Dankuwel.’
Dan krult hij zichzelf in de foetushouding.
Ik staar naar de voicerecorder op mijn mobiel. Het blijft stil.
Scroll de opname een stukje terug. ‘Dankuwel.’
We zijn er. De ruis blijft rondzingen als we uitstappen. We tillen de kist, dragen mijn vader de kerk in. Boven de kerk verschijnt een regenboog.
Ik hoor mijn vader. ‘Lekker weertje hè?’
Hij verslikt zich niet meer.
‘Speciaal voor ons.’