.


.

zondag 12 juni 2011

Op leven na

.

Je klimt omhoog langs dubbelglas. Straks lig je
naast haar, op de rug. Haar poten gestrekt,
het zesde spoorloos. Toch loop je van haar weg.
Halverwege val je, maar je wilt nog niet omlaag.

In allerhoogste vleugelkunst stel jij
de grote val nog even uit, tot aan de plint.
En kijk. De wereld ziet er van boven af
niet eens zo heel erg anders uit. Je gaat.

Terug naar haar in vrije val. Zo breng je alles naar
een nieuw begin. Het lopen lukt. Vergeten is de weg
hiervoor. Herhaal het. Leven, lopen, vliegen. Vallen.
Leef, loop, vlieg, val. Loop, vlieg, val. Loop. Hoop.

Niet laten varen nu, het gaat alleen maar trager.
Je spartelt op de rug, je wentelt om en om en om.
Je achterpoten sleep je mee. Vleugellamme
martelgang of ellenlange lijdensweg. Het is.

Om. Het even. Om. Niet te lang bij stil te staan. Vallen
dient zich alweer aan, niet diep dit keer, maar toch.
Nu je lijf geknakt is, is wat je rest, op allerlaatste kracht
een woordloos strijden tussen overgave en verzet.

Gekronkel. Gespartel. Gezoem. Stilte.
Foetushouding. Vleugelspasmes. Voelsprietreflexen.
Het vliegen en de vlucht voorbij. Het is volbracht.
Of nee, het is nog niet volbracht. Een vleugje.

Adem als zachte wind. Verschil niet zichtbaar,
voelbaar alleen voor haar die leven ziet
in deze dodenmars. Gekeerd tot diepe buiging
voor wat nu eenmaal leven was.



.











.


27-04-2011/10-06-2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten