.


.

maandag 26 december 2011

All you need is love




Wat ben ik blij dat je belt. O, wat fijn, het is hier de hele dag al zo stil. Ze zouden me komen helpen maar ik hoor niks of niemand meer op de gang. En nou weet ik niet wat ik moet doen. M’n nachtpon heb ik maar vast uitgetrokken en nou komen ze maar niet. Nee, niemand, helemaal niemand. Vanochtend waren ze zo vroeg en nou zo laat. Hoe kan dat nou? Het is toch een feestdag? Ze geven je een kopje slappe thee en een stuk kerststol en vervolgens laten ze zich niet meer zien. Thee hoort toch in een voorverwarmde theepot te trekken, dat weet jij toch ook? Ja! Onder een theemuts. Eerst de kleur en dan de smaak. Dat zei opoe altijd. Ja, precies!

Dat weet ik wel. Ik wil ook wel op die knop drukken, maar eigenlijk blijf ik net zo lief op m’n kamer. Vorig jaar was meneer Bos er nog, dat was anders. Weet je wat hij toen zei?  ‘Mevrouw, u ziet er altijd zo keurig uit!’ Maar ja, toen kon ik mezelf nog aankleden. Nu moet ik maar afwachten wie me helpt. Soms trekken ze een jurk uit de kast die ik helemaal niet aanwil. Zit ik in de zomer met lange mouwen en in de winter in een zomerjurk. En ik versta ze ook bijna niet, ze spreken zo slecht Nederlands. Dat geeft niet, maar het maakt ’t zo lastig als je om hulp moet vragen.

Ze doen echt hun best wel. En ik doe ook mijn best, echt waar. Maar voor ik hun naam uit kan spreken zijn ze alweer vertrokken. Laatst dacht ik bij mezelf: ‘Ze kunnen ’t hier beter ‘Komen en Gaan’ noemen.’ En toen moest ik er opeens zelf om lachen. Ach ja, je moet er het beste van maken. D’r was er één bij die steeds achter elke zin oma zei. Toen werd ik toch zo boos, ik kon er niets aan doen, het floepte er zomaar uit. ‘Ik ben je oma niet!’ zei ik. Ze dacht eerst dat ik een grapje maakte, maar ik was bloedserieus. Ze heeft ’t nooit meer gezegd daarna. Maar als die stagiaire, die met die naam, Doenja, soms oma tegen me zegt, dan vind ik dat helemaal niet erg. Gek hè? Ze is Islamitisch, maar daar merk je niks van. Haar echte oma is pas overleden. In Turkije. Dus nu ben ik een beetje haar oma en heb ik een kleinkind dat regelmatig langskomt.

Ja, dat weet ik, je was hier pas nog en toen hebben we m’n kerstjurk uitgehangen. Met de gouden ketting die ik van papa heb gekregen bij ons trouwen. En bij jullie doe ik morgen mijn zwarte jurk aan met dat zilveren kraagje. Met daarop mijn rode broche. Die van tante Sientje, weet je nog? Jullie komen me echt halen toch? Gister zouden ze me komen halen voor de kerstzang. Om vier uur zat ik nog te wachten. Waren ze me vergeten. Ja, jij hebt makkelijk praten daar. Maar je kan toch niet om elk wissewasje op die knop drukken. Alleen bij noodgevallen. Als je bijna dood ligt te gaan, dan kan ‘t.

Jullie gaan al eten? Kan je niet nog heel even blijven praten? Ik moet maar afwachten of ik nog wat krijg. Ja, morgen eet ik bij jullie. Dan zal de tijd wel sneller gaan. Gisteren ben ik maar vroeg naar bed gegaan. Er komt toch nooit niemand meer, dus waarom zou ik opblijven. En als je in je eentje gaat zitten kniezen ga je dood. Ik kon natuurlijk de televisie wel aanzetten. Maar als ik eenmaal in bed lig heb ik geen zin meer om d’r uit te komen. En dan gaan ze zeuren: ‘Het rode lampje mag niet blijven branden hoor mevrouw, want dan kan de televisie ontploffen.’ Alsof ik een klein kind ben. Waarom maken ze dan zo’n lampje, denk ik dan.

Ja, ik hang zo op. Maar ’t is wel jammer van de kerstdienst die op televisie was. Vorig jaar had ik er nog wel heen gekund, naar de Grote Kerk, maar ja, vind maar iemand die er met je heen wil. Jullie bleven ook liever thuis voor de televisie hangen in plaats van met mij op stap te gaan. Jullie denken allemaal dat ik niks meer kan geloof ik. Maar toen kon ik nog veel meer dan nu. Het had nog best gekund, maar jullie gunnen een mens niks meer tegenwoordig. Iedere dag kan de laatste zijn, kijk maar naar meneer Bos. Maar daar staan jullie niet bij stil. Maar goed, toen heb ik ook maar naar All you need is love gekeken. Die mensen die in de sneeuw helemaal naar het buitenland gingen om iemand op te halen. Vals sentiment was ‘t, dat weet ik ook wel. Maar toch heb ik mee zitten grienen. Nee, de televisie kan maar beter uit staan. Dan maar geen kerstdienst.

Ben je er nog?

Ben ik weer te lastig zeker. Moet ik maar ophangen dan? Als je geen zin hebt om me morgen te komen halen moet je ’t maar zeggen hoor! Want als ’t tegen heug en meug moet hoeft ’t van mij niet. Hang nou maar snel op, anders word je eten koud. Ik heb nog een stukje stol dus omkomen van de honger zal ik niet.

Waarom zeg je nou niks meer?

Toe nou, zo bedoel ik het niet. Ik zou alleen ook zo graag bij jullie zijn nu. ’t Is tenslotte niet elke dag kerstmis. Ja, dat snap ik wel, dat snap ik heus wel. ’t Is al goed, ik hoor al iemand op de gang. En als ze voorbij lopen druk ik op die knop. Ja, ik druk nu, hoor maar. Zo goed?  Nee, hang nou maar op, ’t Geeft niet, ’t is al over. Tot morgen dan hè? En een fijne kerst ja. Ja, eet smakelijk, jullie ook. Ja. Nee, echt niet. Ja. Dat is goed. Ja. Dag hoor. Daag. Dag Robert.




1 opmerking: