.


.

vrijdag 30 oktober 2009

Ademloos verzet












Zojuist zag ik zwermen eksters in formatie
overvliegen, neerstrijken, weer opvliegen.
Rodekoolvelden, kale donkerbruine akkers

waarboven de laatste gloeiendrode zon
genageld stond in bijna absolute stilte.
Het noorden laaide fakkelvuur de lucht in.

Later herkende ik de akkers, aanschouwde
beelden van dit land dat mij zo lief was.
Tien kilometer onder mij kon gas geen kwaad.

Ik luisterde. Niemand riep, alles was stil.
Het fakkelvuur was verwaaid. Alleen
de eksters piepten nog.







maandag 12 oktober 2009

Optimisme (van de koude grond)

.



staat er geschreven
schoonheid bestaat niet
lees ik iets anders
het bestaat

heb ik gelezen
vrijheid geeft niet
lees ik iets anders
want het geeft

heb ik geschreven
houden is niet
schrijf ik iets anders
snij ik hout




.

zaterdag 10 oktober 2009

nyctalopia


al kerfde ik steeds dezelfde regels
vergeten woorden in het kermend hout
zij bleven onzichtbaar voor hen, die zien

-zoekt, gij zult zoeken- schreeuwden zij
en ik zocht en zocht maar vond het niet
geen woorden van betekenis vond ik

niets van waarde, weerloos of verlaten
niet op muren, vuilniswagens of beton

al wat restte was verstorven as op hopen
rottende bergen beenderen en wat hout

en nu, terwijl de mannen hun shovels rijden
-het nette pak tijdelijk verruild voor overall-
zoek ik vergeefs mijn ingekerfde woorden



zaterdag 3 oktober 2009

Het respijt der verveling: 'Dichters zijn over het algemeen geen vrolijke mensen of ze doen alsof. Daarnaast willen ze nog al eens te veel drinken.'













terwijl de dichter mij terloops wil
laten geloven in onwaarheid
doe ik alsof ik te veel drink
pseudolachend zinnen wikkend
over wegend wentelend in
virtuele onvoorzienigheden
is het of ik kan bestaan

ach kom, hef toch met gulle lach
het glas op dichters’ onder gaan
in golven van het wereld wijd
verspreide web der muzen
troost de dichter die onvervalst
fluistert, de muze kluistert
aan beloftes waar gedaan