terwijl de dichter mij terloops wil
laten geloven in onwaarheid
doe ik alsof ik te veel drink
pseudolachend zinnen wikkend
over wegend wentelend in
virtuele onvoorzienigheden
is het of ik kan bestaan
ach kom, hef toch met gulle lach
het glas op dichters’ onder gaan
in golven van het wereld wijd
verspreide web der muzen
troost de dichter die onvervalst
fluistert, de muze kluistert
aan beloftes waar gedaan
aan beloftes waar gedaan
Ik veronderstelde dat een dichter iemand was die de taal verdichte: uit een lang verhaal zoveel woorden wegschrapt dat de intentie met de overige woorden nog net overgebracht wordt. Uit jouw vers lijkt de dichter meer op een (taal) clown; zwaarmoedig van aard en ja dan grijp je wel naar het glas der vergetelheid.
BeantwoordenVerwijderenLekker retro...
BeantwoordenVerwijderen