zondag 31 mei 2009
dinsdag 26 mei 2009
Even was ik oma
Even was ik oma. Het kind van mijn kind werd geboren, gisteren op de begraafplaats in Delft. Het was een geboorte waar ik alleen maar van hoefde te genieten. Een soort van ‘wel de lusten, niet de lasten’, waardoor ik eindelijk pas goed kon ervaren wat voor kind het eigenlijk is. Een kind dat heel erg leek op mijn kind maar door een ander op de wereld werd gezet. En een overweldigend gevoel van trots overviel mij, zomaar, opeens.
Een paar jaar geleden zag mijn project ‘Ik mis je zo’ het levenslicht. We wonnen er de Jan Kassiesprijs mee, een tweejaarlijkse prijs voor projecten in de cultuureducatie. Het project werd overgenomen door een organisatie in Delft die het evenveel zorgvuldige aandacht gaf als wij destijds. Het koesterde, omarmde en groot liet worden. Groot in al de kwetsbaarheid die zo bij het project hoort. Gisteren beleefde het de officiële nieuwe start en hoefde ik alleen maar aanwezig te zijn.
En nu, bijna drie jaar later kon ik me er misschien wel voor het eerst pas echt in onderdompelen en ervaren, ondergaan wat het project voor anderen kan betekenen. Kon ik, geheel onverwacht, er volledig in opgaan zonder me druk te hoeven maken over de tijdsplanning, de organisatie, de gasten die wel of niet zouden komen, de klas en de juf die begeleid moesten worden, de pers, de fotografen, het weer, de zon die wel of niet zou schijnen, de vertellers die op hun plek moesten zitten, de rondleiders die de tijd misschien wel zouden vergeten in het vuur van hun liefde voor hun begraafplaats, niets van dat al.
Natuurlijk kende ik alle in’s en out’s precies, kende en herkende elk karaktertrekje van dit nieuwe leven. Herkende ik de glimlachjes, de rimpeltjes, de niet gezegde woordjes, de zon die zo bij deze nieuwe start hoorde, het briesje dat verkoeling gaf op de juiste momenten en de stilte die als vanzelf jong en oud, cultuur en natuur, binnen en buiten met elkaar verbond en mij even optilde. En mij regelmatig kippenvel bezorgde bij het zien en horen van de vertellers tussen de bloeiende struiken en oude grafstenen, de uitspraken van de kinderen en het ervaren van zoveel zorgvuldigheid bij zoveel medewerkers die dit project met hart en ziel opnieuw tot leven hebben gebracht. Op een nieuwe plaats, met nieuwe mensen, maar zo vertrouwd.
Even voelde ik mij oma. Zo kan het zijn.
Links:
Ik mis je zo (SKVR – Pluspunt - Gemeentewerken Rotterdam)
Jan Kassiesprijs
organisatie in Delft (VAK)
maandag 18 mei 2009
With Kisses (7)
Drie weken geleden ben ik begonnen met een vervolgverhaal. De eerste vijf delen vind je hier.
Deel 6: hier
‘Ze sliep hier vannacht, in mijn bed.’
‘Ja…..en?’
Ik keek naar Roy en zag Shannah voor me. Ik voelde opnieuw Shannah’s tong tegen mijn tanden, rook haar adem, dacht aan wat er tussen ons gebeurd was. Ik zag Shannah die me aankeek, me heel strak aankeek met wijd open ogen waaruit onbegrip en ongeloof spraken. Alles viel samen. De ogen van Roy werden de ogen van Shannah. Toen en nu. Vroeger en nu. Samen. Ik hoorde Shannah’s stem. Remember Kim, forever friends, forever friends.
We zouden het er niet over hebben. Nooit meer. Onze onvoorwaardelijke vriendschap was ooit veranderd. So what. De vriendschap was lang, heel lang geleden voorgoed veranderd in een voorwaardelijk vrienden voor altijd en we zouden het er nooit meer over hebben. That’s all. Vrienden voor altijd, zodat alles wat er gebeurde onuitgesproken, verzwegen bleef. Vrienden verraden elkaar niet, vrienden nemen het voor elkaar op, vrienden hebben alles voor elkaar over. Dat was wat ons voor altijd zou binden, wat er ook gebeurde. Verraad. Het was verraad. Ik kon het niet.
‘Sorry…’
Ik rende naar het toilet en kotste, kotste tot zelfs de laatste pizzaresten van gisteren mijn neus uitkwamen. Ik kon het niet, ik wilde het niet, maar deed het toch. Ik was bezig alles wat ik sinds die dag, die middag, lang geleden, zorgvuldig in stand probeerde te houden in een paar tellen voor eeuwig vakkundig de nek om te draaien. Ik waste mijn handen, spoelde mijn mond. Toen ik in de spiegel keek zag ik naast mijn angst iets anders. Het was klein, heel erg klein maar het was er en ik zag het eerder dan ik het voelde. Mijn ogen flikkerden, ze keken mij fel aan en even was ik haar en zij mij. Ik was haar en zij mij. Het bleef in mij rondzingen. Even was ik haar en zij mij.
‘Kim, gaat het….?’
‘Ja, sorry Roy, sorry, ik kom zo...’
Ik haar en zij mij. En Roy die nog steeds voor de deur van de badkamer stond. Hij bleef daar maar en ik stelde me voor hoe hij bij die deur stond, niet wetend wat te doen.
Ik deed de deur open en bleef staan. Roy stond voor me en keek me aan. Zijn ene arm hing losjes langs zijn lijf en hij leunde tegen de deurpost. In zijn andere hand hield hij zijn glas.
‘En nu ga je me precies vertellen wat er aan de hand is.’
Hij wist heel goed wat te doen. Hij liep voor me uit naar de woonkamer en wachtte tot ik weer zat. Toen ik de fles wilde pakken om mijn glas vol te schenken pakte hij de fles uit mijn hand.
‘Lijkt me niet zo slim niet?’
Ik haalde mijn schouders op. Gewoonte. Een gewoonte was het. Meer niet. Drinken, kotsen, drinken. Niets bijzonders. Hij zette de fles weer neer en ging tegenover me zitten.
‘Dan niet. Drink maar, drink maar, wat maakt het ook uit. Toch?’
‘Niets. Het maakt niets uit. Je hebt gelijk, helemaal gelijk.’
Ik schonk mijn glas tot de rand toe vol en nam een slok. There you go girl. Now it’s up to you. Ik sprak mezelf moed in en stak van wal. Ik stak van wal, hoe kwam ik er op, als het niet zo’n krankzinnige situatie was zou ik er nog om moeten lachen ook. Ik. Stak. Van. Wal.
Go Kimmy. Go.
‘Ze zet me onder druk. Ze wil dat ik je dit vertel. Ze wil dat ik zeg dat ze niet meer van je houdt. Dat ze van mij houdt snap je, dat ze mij gezoend heeft. Dat wil ze. En ik doe dat nu, ik vertel het je nu. Maar het is niet waar. Ik bedoel, ze houdt niet meer van je, dat denkt ze tenminste, dat ze niet meer van je houdt, maar ze houdt ook niet van mij. Tenminste niet op die manier. Ze heeft me wel gezoend, maar dat is alleen maar omdat er al genoeg leugens zijn en de waarheid gemakkelijker te onthouden is. Daarom. Daarom dus. Daarom weet ik dat ze niet meer van je houdt. Zo, en nu weet je het, nu weet je het. Ik heb het je verteld en nu weet je het.’
Ik wilde nog meer vertellen, doorpraten, almaar doorpraten, ik wilde het record snelpraten verbeteren en dit was nog maar het begin, nu ik begonnen was wilde ik door, almaar door, maar Roy stond op en kwam achter me staan. Boog zich over mij heen en wachtte tot ik hem aankeek, tot ik mijn nek bijna verdraaide en hem aankeek.
‘Ik geloof je niet. Waarom zou ze dit doen? Ik ken haar, zo is ze niet, zo is Shannah niet.’
‘Zo is ze wel. Echt, zo is ze wel. Geloof me, Shannah is…..is…dit is zo ontzettend Shannah!’
‘Ja…..en?’
Ik keek naar Roy en zag Shannah voor me. Ik voelde opnieuw Shannah’s tong tegen mijn tanden, rook haar adem, dacht aan wat er tussen ons gebeurd was. Ik zag Shannah die me aankeek, me heel strak aankeek met wijd open ogen waaruit onbegrip en ongeloof spraken. Alles viel samen. De ogen van Roy werden de ogen van Shannah. Toen en nu. Vroeger en nu. Samen. Ik hoorde Shannah’s stem. Remember Kim, forever friends, forever friends.
We zouden het er niet over hebben. Nooit meer. Onze onvoorwaardelijke vriendschap was ooit veranderd. So what. De vriendschap was lang, heel lang geleden voorgoed veranderd in een voorwaardelijk vrienden voor altijd en we zouden het er nooit meer over hebben. That’s all. Vrienden voor altijd, zodat alles wat er gebeurde onuitgesproken, verzwegen bleef. Vrienden verraden elkaar niet, vrienden nemen het voor elkaar op, vrienden hebben alles voor elkaar over. Dat was wat ons voor altijd zou binden, wat er ook gebeurde. Verraad. Het was verraad. Ik kon het niet.
‘Sorry…’
Ik rende naar het toilet en kotste, kotste tot zelfs de laatste pizzaresten van gisteren mijn neus uitkwamen. Ik kon het niet, ik wilde het niet, maar deed het toch. Ik was bezig alles wat ik sinds die dag, die middag, lang geleden, zorgvuldig in stand probeerde te houden in een paar tellen voor eeuwig vakkundig de nek om te draaien. Ik waste mijn handen, spoelde mijn mond. Toen ik in de spiegel keek zag ik naast mijn angst iets anders. Het was klein, heel erg klein maar het was er en ik zag het eerder dan ik het voelde. Mijn ogen flikkerden, ze keken mij fel aan en even was ik haar en zij mij. Ik was haar en zij mij. Het bleef in mij rondzingen. Even was ik haar en zij mij.
‘Kim, gaat het….?’
‘Ja, sorry Roy, sorry, ik kom zo...’
Ik haar en zij mij. En Roy die nog steeds voor de deur van de badkamer stond. Hij bleef daar maar en ik stelde me voor hoe hij bij die deur stond, niet wetend wat te doen.
Ik deed de deur open en bleef staan. Roy stond voor me en keek me aan. Zijn ene arm hing losjes langs zijn lijf en hij leunde tegen de deurpost. In zijn andere hand hield hij zijn glas.
‘En nu ga je me precies vertellen wat er aan de hand is.’
Hij wist heel goed wat te doen. Hij liep voor me uit naar de woonkamer en wachtte tot ik weer zat. Toen ik de fles wilde pakken om mijn glas vol te schenken pakte hij de fles uit mijn hand.
‘Lijkt me niet zo slim niet?’
Ik haalde mijn schouders op. Gewoonte. Een gewoonte was het. Meer niet. Drinken, kotsen, drinken. Niets bijzonders. Hij zette de fles weer neer en ging tegenover me zitten.
‘Dan niet. Drink maar, drink maar, wat maakt het ook uit. Toch?’
‘Niets. Het maakt niets uit. Je hebt gelijk, helemaal gelijk.’
Ik schonk mijn glas tot de rand toe vol en nam een slok. There you go girl. Now it’s up to you. Ik sprak mezelf moed in en stak van wal. Ik stak van wal, hoe kwam ik er op, als het niet zo’n krankzinnige situatie was zou ik er nog om moeten lachen ook. Ik. Stak. Van. Wal.
Go Kimmy. Go.
‘Ze zet me onder druk. Ze wil dat ik je dit vertel. Ze wil dat ik zeg dat ze niet meer van je houdt. Dat ze van mij houdt snap je, dat ze mij gezoend heeft. Dat wil ze. En ik doe dat nu, ik vertel het je nu. Maar het is niet waar. Ik bedoel, ze houdt niet meer van je, dat denkt ze tenminste, dat ze niet meer van je houdt, maar ze houdt ook niet van mij. Tenminste niet op die manier. Ze heeft me wel gezoend, maar dat is alleen maar omdat er al genoeg leugens zijn en de waarheid gemakkelijker te onthouden is. Daarom. Daarom dus. Daarom weet ik dat ze niet meer van je houdt. Zo, en nu weet je het, nu weet je het. Ik heb het je verteld en nu weet je het.’
Ik wilde nog meer vertellen, doorpraten, almaar doorpraten, ik wilde het record snelpraten verbeteren en dit was nog maar het begin, nu ik begonnen was wilde ik door, almaar door, maar Roy stond op en kwam achter me staan. Boog zich over mij heen en wachtte tot ik hem aankeek, tot ik mijn nek bijna verdraaide en hem aankeek.
‘Ik geloof je niet. Waarom zou ze dit doen? Ik ken haar, zo is ze niet, zo is Shannah niet.’
‘Zo is ze wel. Echt, zo is ze wel. Geloof me, Shannah is…..is…dit is zo ontzettend Shannah!’
zaterdag 16 mei 2009
With Kisses (6)
Drie weken geleden ben ik begonnen met een vervolgverhaal. De eerste vijf delen vind je hier. Deel 6:
Hij lachte mee. Hij lachte met me mee en had geen flauw benul.
‘Ja, je gelooft me niet maar het is echt waar! Als we snel zijn kunnen we ’m nog redden!’
Redden? Redden? Waar had hij het over?
Wie?’
‘Wie? Die zeeman natuurlijk. Kom, kijk me aan. Skol!’
Ik keek hem opnieuw aan en proostte mee. Gestoord. Totaal gestoord deze vent. Dat was het enige dat in me opkwam. Totally mad.
‘Skol. Skol. Skol.’
Ik zei het drie keer, keek hem drie keer aan en moest alweer lachen.
'Ik dacht dat ik gek was, maar jij bent nog erger…’
Hij zei het hoofdschuddend en bleef me nog steeds aankijken. Hij leek opeens serieus, te serieus bijna voor iemand die zich daarvoor nog een breuk lachte om een verdronken zeeman.
What shall we do with…
Nee Kimmy, nee, nu serieus worden, niet melig blijven, niet weer gaan lachen, en al helemaal niet gaan zingen. Je weet dat te veel drank niet goed voor je is. Waarom heb je in godsnaam al een fles wijn op vanmiddag. Ik probeerde angstvallig mijn lippen op elkaar te houden terwijl ik dat kutliedje maar niet uit mijn hoofd kreeg.
Hooray, and up she rises….hooray and…
‘Nou, met de deur in huis dan maar, wat was er zo belangrijk dat het niet kon wachten? Je klonk nogal, eh, hoe zal ik het zeggen, eh, nou ja, alsof je leven er van afhing zeg maar.’
Zo. Die zat. Hier had ik niet op gerekend. Nogal kort door de bocht voor een soft egg. Meer een ruwe bolster ruwe pit. Geen stille wateren, niks diepe gronden. Gewoon een soort van zeeman die zegt wat ie denkt. Met tatoeages op zijn rug en armen met van die zeemeerminnen, met meisjesnamen, met die van zijn moeder misschien, misschien was hij van dat soort misschien, maar geen soft egg, geen soft egg. Dus, Kimmy, wat nu?
Ik keek terug, hield mijn adem in en de tranen sprongen in mijn ogen. Het hielp, het lachen stopte. Ik lachte niet meer en de tranen bleven stromen. Ik zat te janken en ik kon er niets aan doen. Damn.
‘He, meisje toch. Is het zo erg?’
Hij kwam naast me zitten, trok me naar zich toe, hield me vast en bleef me vast houden. En Madonna en Justin Timberlake zongen en dansten alsof mijn leven er van af hing en ik huilde alsof mijn leven er van af hing en Roy hield me vast alsof mijn leven er van af hing en opeens wist ik zeker dat mijn leven hier van af hing. Van wat ik nu, vanavond zou gaan zeggen, zou gaan doen.
‘Shannah, ’t is Shannah.’
Zo, dat was er uit. Ik kon nog alle kanten op, maar dit was er uit. Ik kon nog terug, maar niet meer helemaal.
‘Hoe bedoel je, ’t is Shannah?’
Heel even twijfelde ik. Ik twijfelde en hoorde Shannah’s woorden, ik zag Shannah’s blik.
Ik hoefde niet te liegen, toch? So, what’s the problem?
Shannah had geen idee dat juist die woorden me nu de moed gaven om door te gaan. Ik hoefde niet te liegen, ik hoefde niet te liegen. En er was geen probleem, er was geen probleem, nog niet.
‘Weet je zeker dat je het wilt weten?’
Uitstel. Ik wilde uitstel, geen afstel, hield ik mezelf voor. Maar welke waarheid durfde ik aan?
‘Ja.’
Het klonk luid en duidelijk. Nu Kimmy, nu, nu moet je kiezen, welke waarheid wordt het?
‘Ze houdt niet meer van je.’
Hij keek naar Ali B. en Ali B. keek naar hem. Ali B. keek naar ons, keek de kamer in en wij keken terug. ‘Je weet zelluf.....’ Wat een loser. Ik zette de tv uit. Nu mijn hoofd erbij houden. Me niet af laten leiden, me er niet van af laten brengen. Ik kon nog kiezen, nog steeds kon ik kiezen.
‘Hoe weet je dat?’
Nu moest ik antwoorden. En opeens wist ik dat er maar een antwoord mogelijk was. Ik hoefde niet te liegen en er was geen probleem. Nog niet. Nog steeds niet.
vrijdag 15 mei 2009
Ik luister haar huilen
Wie beweert dat kinderen geen gevoel voor taal en poëzie hebben heeft nog nooit echt de moeite genomen naar kinderen te luisteren, met kinderen poëzie te lezen, taal te ontdekken. Wie zegt dat kinderen niet tot lezen zijn aan te zetten heeft nog nooit echt de moeite genomen kinderen mee te nemen in de wereld van het verhalen.
Het is donderdagochtend 14 mei, tien voor half elf.
Ik stap van mijn fiets om te kijken, nee, vooral om te luisteren zal later blijken, bij een project van mijn literatuurcollega. Ongeveer honderd kinderen verzamelen zich met hun meesters en juffen op het plein voor de Laurenskerk in Rotterdam.
Onder leiding van oudere gidsen hebben ze zojuist een wandeling of steptocht gemaakt langs een deel van de brandgrens in Rotterdam. Ze hebben gehoord in welk huis er mensen ondergedoken hebben gezeten, gezien waar de bommen zijn ingeslagen en gezien welke weinige gebouwen er over zijn gebleven na het bombardement.
Honderd kinderen zitten even later in de grote Laurenskerk, een van de overgebleven gebouwen, en luisteren naar de dichter die de bijeenkomst begeleidt. Hij begint met zijn eigen gedicht, bijna slammend galmt de stem door de kerk en maakt indruk, de kinderen verstommen en kijken naar de diabeelden van Rotterdam in oorlogstijd, de stad zonder hart. In de klas hebben ze met hem gedichten gemaakt over het bombardement en deze opgeschreven en meegenomen voor de bijeenkomst op deze ochtend.
Er wordt aarzelend geklapt en hij legt uit dat dit best mag. Maar dat het geen wedstrijd is. De kinderen begrijpen precies wat hij bedoelt en pakken de juiste toon. Ze luisteren naar elkaars gedichten en juist op het moment dat een kind de zin ‘de bommen grommen’ uitspreekt dringt het geluid van een drilboor van buiten naar binnen. Mijn collega en ik kijken elkaar aan, kippenvel, een brok in de keel. Dit is Rotterdam, verleden en heden smelten samen.
Een kinderboekenschrijfster vertelt dat ze onder de indruk is van de gedichten van de kinderen en leest een fragment uit haar nieuwe boek voor. De primeur, het is net van de drukker en ligt nog niet in de winkels. De kinderen stellen serieuze vragen. En als er op de vraag wanneer het boek te koop is wordt gezegd dat ze ieder na afloop het boek meekrijgen klinkt er een oprecht en spontaan applaus.
Dan volgen de laatste gedichten. Met zinnen die ik in mij opneem en later snel opschrijf:
‘Ik luister haar huilen’
In een gedicht van een kind dat naar zijn oma luistert als ze vertelt over de oorlog.
‘Het is mijn stoel die ik mis’
Als slotzin van een gedicht waarin een jongen voor zijn gebombardeerde huis staat. Alleen.
En in een beschouwend gedicht van een meisje dat zich inleeft in het bombardement deze eindzin:
‘Dat je de moed zult hebben om te zeggen dat je wordt gemist’
De gedichten blijven achter in de Laurenskerk en langzaam stromen de -meest oudere- mensen binnen voor de volgende herdenkingsdienst. Een meneer komt naar mij toe:
‘Dit zijn zeker gedichten geschreven door mensen die het hebben meegemaakt?’
Een groter compliment kan een schrijver niet krijgen.
Literatuuronderwijs leeft.
zondag 10 mei 2009
zondag (geen gedicht)
het was iets met
weet ik
niet meer
waarmee de zin begon
het was iets met
onthou
ik wel
wat ik vannacht verzon
het werd iets met
veel zon
geen zin
die ik noteren kon
10 mei 2009
woensdag 6 mei 2009
mijn stad
de bomen huilen straten wit en
elders kleuren roze tranen paden
kon ik zo
het witte blad
doen vullen
zou ik hemel
schreiend vallen
in mijn stad
huilde ik straten kleurde ik
paden met vallende witte lente
elders kleuren roze tranen paden
kon ik zo
het witte blad
doen vullen
zou ik hemel
schreiend vallen
in mijn stad
huilde ik straten kleurde ik
paden met vallende witte lente
rotterdam-zuid
boergoensevliet
6 mei 2009
dinsdag 5 mei 2009
Leeg Nest Syndroom
Vanochtend was het stil. Ik werd pas wakker van tractoren die langs ons huis af en aan reden. En niet meer van het irritante harde geschreeuw van vader en moeder.
Gisteren waren ze er nog. Al dagen werden we gewekt door het snerpende gekrijs. De een probeerde de katten weg te lokken terwijl de ander ongezien probeerde in de lage, dichtbegroeide struik te glippen. Even later klonk er een heel zacht, vertederend hoog geluid. Alsof er heel ver weg, heel hoog in de lucht een grote zwerm vogels overvloog. Het drong pas langzaam tot mij door dat het uit de struik kwam, dit hoge, ijle gepiep. Het was het gepiep van pasgeboren merels die honger hadden, wilden eten, riepen om hun vader en hun moeder.
Hoe hadden ze ooit deze meest domme plek kunnen kiezen als kraamkamer? Een huis met vijf katten op nog geen vijf meter afstand. Vanaf dat moment lieten we de katten alleen maar aan de voorkant naar buiten en bewaakten we, met vader en moeder merel, de kleintjes met ons leven. En bereidden we ons voor op de cadeautjes die onze trotse katers ons ongetwijfeld een keer voor de voeten zouden werpen.
Vanochtend bleef ik maar steeds met een schuin oog van achter mijn p.c. naar de struik kijken. Er verscheen geen vader en ook geen moeder, zelfs geen sluipende kater die aan mijn blikken probeerde te ontsnappen. Op het ergste voorbereid zocht ik onder de struik naar veertjes, botjes, resten van wat ooit...maar nee, ik vond niets. Nergens een spoor.
Voorzichtig heb ik de takken van de struik uiteen geduwd. Het duurde even voor ik de juiste plek gevonden had. In het hart van de struik vond ik een volmaakt rond, zorgvuldig in elkaar gevlochten nestje. Leeg.
Ik hoop dat de eerste vliegles een succes was, ze zichzelf vliegende kunnen houden in die grote, boze dierenwereld. Misschien af en toe even over zullen vliegen, zelfs even zullen landen op hun geboortegrond. Maar vooral ook hun geluk iets verderop zullen zoeken. En vinden. Hoger, veiliger, beschutter.
De vogels zijn gevlogen en de luid kwakende kikkers hebben deze nacht hun plaats ingenomen. We wonen tenslotte niet voor niets ‘buiten’.
Hoe hadden ze ooit deze meest domme plek kunnen kiezen als kraamkamer? Een huis met vijf katten op nog geen vijf meter afstand. Vanaf dat moment lieten we de katten alleen maar aan de voorkant naar buiten en bewaakten we, met vader en moeder merel, de kleintjes met ons leven. En bereidden we ons voor op de cadeautjes die onze trotse katers ons ongetwijfeld een keer voor de voeten zouden werpen.
Vanochtend bleef ik maar steeds met een schuin oog van achter mijn p.c. naar de struik kijken. Er verscheen geen vader en ook geen moeder, zelfs geen sluipende kater die aan mijn blikken probeerde te ontsnappen. Op het ergste voorbereid zocht ik onder de struik naar veertjes, botjes, resten van wat ooit...maar nee, ik vond niets. Nergens een spoor.
Voorzichtig heb ik de takken van de struik uiteen geduwd. Het duurde even voor ik de juiste plek gevonden had. In het hart van de struik vond ik een volmaakt rond, zorgvuldig in elkaar gevlochten nestje. Leeg.
Ik hoop dat de eerste vliegles een succes was, ze zichzelf vliegende kunnen houden in die grote, boze dierenwereld. Misschien af en toe even over zullen vliegen, zelfs even zullen landen op hun geboortegrond. Maar vooral ook hun geluk iets verderop zullen zoeken. En vinden. Hoger, veiliger, beschutter.
De vogels zijn gevlogen en de luid kwakende kikkers hebben deze nacht hun plaats ingenomen. We wonen tenslotte niet voor niets ‘buiten’.
Abonneren op:
Posts (Atom)