Drie weken geleden ben ik begonnen met een vervolgverhaal. De eerste vijf delen vind je hier.
Deel 6: hier
‘Ze sliep hier vannacht, in mijn bed.’
‘Ja…..en?’
Ik keek naar Roy en zag Shannah voor me. Ik voelde opnieuw Shannah’s tong tegen mijn tanden, rook haar adem, dacht aan wat er tussen ons gebeurd was. Ik zag Shannah die me aankeek, me heel strak aankeek met wijd open ogen waaruit onbegrip en ongeloof spraken. Alles viel samen. De ogen van Roy werden de ogen van Shannah. Toen en nu. Vroeger en nu. Samen. Ik hoorde Shannah’s stem. Remember Kim, forever friends, forever friends.
We zouden het er niet over hebben. Nooit meer. Onze onvoorwaardelijke vriendschap was ooit veranderd. So what. De vriendschap was lang, heel lang geleden voorgoed veranderd in een voorwaardelijk vrienden voor altijd en we zouden het er nooit meer over hebben. That’s all. Vrienden voor altijd, zodat alles wat er gebeurde onuitgesproken, verzwegen bleef. Vrienden verraden elkaar niet, vrienden nemen het voor elkaar op, vrienden hebben alles voor elkaar over. Dat was wat ons voor altijd zou binden, wat er ook gebeurde. Verraad. Het was verraad. Ik kon het niet.
‘Sorry…’
Ik rende naar het toilet en kotste, kotste tot zelfs de laatste pizzaresten van gisteren mijn neus uitkwamen. Ik kon het niet, ik wilde het niet, maar deed het toch. Ik was bezig alles wat ik sinds die dag, die middag, lang geleden, zorgvuldig in stand probeerde te houden in een paar tellen voor eeuwig vakkundig de nek om te draaien. Ik waste mijn handen, spoelde mijn mond. Toen ik in de spiegel keek zag ik naast mijn angst iets anders. Het was klein, heel erg klein maar het was er en ik zag het eerder dan ik het voelde. Mijn ogen flikkerden, ze keken mij fel aan en even was ik haar en zij mij. Ik was haar en zij mij. Het bleef in mij rondzingen. Even was ik haar en zij mij.
‘Kim, gaat het….?’
‘Ja, sorry Roy, sorry, ik kom zo...’
Ik haar en zij mij. En Roy die nog steeds voor de deur van de badkamer stond. Hij bleef daar maar en ik stelde me voor hoe hij bij die deur stond, niet wetend wat te doen.
Ik deed de deur open en bleef staan. Roy stond voor me en keek me aan. Zijn ene arm hing losjes langs zijn lijf en hij leunde tegen de deurpost. In zijn andere hand hield hij zijn glas.
‘En nu ga je me precies vertellen wat er aan de hand is.’
Hij wist heel goed wat te doen. Hij liep voor me uit naar de woonkamer en wachtte tot ik weer zat. Toen ik de fles wilde pakken om mijn glas vol te schenken pakte hij de fles uit mijn hand.
‘Lijkt me niet zo slim niet?’
Ik haalde mijn schouders op. Gewoonte. Een gewoonte was het. Meer niet. Drinken, kotsen, drinken. Niets bijzonders. Hij zette de fles weer neer en ging tegenover me zitten.
‘Dan niet. Drink maar, drink maar, wat maakt het ook uit. Toch?’
‘Niets. Het maakt niets uit. Je hebt gelijk, helemaal gelijk.’
Ik schonk mijn glas tot de rand toe vol en nam een slok. There you go girl. Now it’s up to you. Ik sprak mezelf moed in en stak van wal. Ik stak van wal, hoe kwam ik er op, als het niet zo’n krankzinnige situatie was zou ik er nog om moeten lachen ook. Ik. Stak. Van. Wal.
Go Kimmy. Go.
‘Ze zet me onder druk. Ze wil dat ik je dit vertel. Ze wil dat ik zeg dat ze niet meer van je houdt. Dat ze van mij houdt snap je, dat ze mij gezoend heeft. Dat wil ze. En ik doe dat nu, ik vertel het je nu. Maar het is niet waar. Ik bedoel, ze houdt niet meer van je, dat denkt ze tenminste, dat ze niet meer van je houdt, maar ze houdt ook niet van mij. Tenminste niet op die manier. Ze heeft me wel gezoend, maar dat is alleen maar omdat er al genoeg leugens zijn en de waarheid gemakkelijker te onthouden is. Daarom. Daarom dus. Daarom weet ik dat ze niet meer van je houdt. Zo, en nu weet je het, nu weet je het. Ik heb het je verteld en nu weet je het.’
Ik wilde nog meer vertellen, doorpraten, almaar doorpraten, ik wilde het record snelpraten verbeteren en dit was nog maar het begin, nu ik begonnen was wilde ik door, almaar door, maar Roy stond op en kwam achter me staan. Boog zich over mij heen en wachtte tot ik hem aankeek, tot ik mijn nek bijna verdraaide en hem aankeek.
‘Ik geloof je niet. Waarom zou ze dit doen? Ik ken haar, zo is ze niet, zo is Shannah niet.’
‘Zo is ze wel. Echt, zo is ze wel. Geloof me, Shannah is…..is…dit is zo ontzettend Shannah!’